De winkels zijn nog gesloten. Rotown lijkt me daarom een goed terras om even koffie te drinken. Een heerlijk plekje in de zon is vrij. Naast mij zit een man met Indonesisch uiterlijk die een glas witte wijn drinkt. Mijn eerste oordelen laat ik varen. Zonder twijfel vraag ik hem: ‘Zo, u bent lekker vroeg aan de wijn!’ Ja, heerlijk’, antwoordt hij. ‘Ik probeer uit of mijn systeem nog steeds zo heftig reageert. Het is nu mijn gewoonte niet meer hoor. Vroeger wel.’ Grappig, normaal zet ik zo’n man al snel weg als ‘alcoholist’, en zou het contact met hem mijden. Nu luister ik.
Een oude man met een looprek komt aangesloft. ‘Mag deze ouwe zeur erbij komen zitten?’ We stellen de man gerust en heten hem welkom. ‘Waar heb ik het aan verdiend?’ begint hij, en vervolgens: ‘Als ik jullie eens zou vertellen… voor mij hoeft het niet meer hoor, maar ja, ik moet wel.’ De man schiet meteen vol. Tranen stromen over zijn wangen. Eenzaam lijkt hij. En dat is hij ook zo vertelt ie. ‘Mijn vrouw is kort geleden overleden. En mijn dochter heeft zorg nodig.’
‘Vroeger was ik een charmeur. Nu niet meer hoor. Er is niets meer aan.’ Hij vraagt of ik zijn chocolaatje wil. Gesmolten door de zon. ‘Toch nog een charmeur’, zegt de man met de wijn. Met respect brengt hij die woorden over. De oude man vertelt dat hij voor het eerst in zijn leven de aardappelen schilt. ‘Dat is toch niet normaal, een man van mijn leeftijd…’ en weer schiet hij vol. ‘Als ik zeur, dan sturen jullie mij maar weg hoor. Maar het is fijn, een beetje aanspraak.’
De man met de wijn slaat een arm om hem heen. ‘Je doet mij denken aan mijn eigen vader voor wie ik lange tijd gezorgd heb.’ Bijzonder. Twee mannen die elkaar net tien minuten kennen. Ook over de Indonesische man komen we meer te weten. Dat hij altijd kookt thuis, bijvoorbeeld. De oude man is hierover stom verbaasd. ‘En je hebt een vrouw?’ We lachen er hartelijk om. We praten door over nasi en bami. En over de vakanties van de oude man. Gelukkige momenten in zijn leven. Samen reizen we terug in de tijd. Hij lijkt ervan op te knappen.
Een buurman gaf hem het looprek cadeau. Omdat ie zijn huis niet meer uitkwam. ‘Ik dacht: van mijn levensdagen niet. Achter een rek ga ik niet lopen. Maar het kan me niks meer schelen nu. Over dat punt ben ik heen. Het zorgt ervoor dat ik hier een kopje koffie met jullie kan drinken. Maar als ik zeur, dan zeggen jullie het hè?’